Wat doen onze tuinmedewerkers in labjassen?

Dagelijks werkt het tuinteam van de Botanische Tuinen Universiteit Utrecht in donkere kleding. Meestal een werkbroek met daarboven een donkergroen shirt of jack, altijd aangepast aan de weersomstandigheden. Wat doen ze nu ineens binnen, in een witte labjas?

Gijs Steur is een van de collectiebeheerders van de Botanische Tuinen en docent Biologie. Hij verzorgt het onderwijs over de evolutie en diversiteit van het plantenrijk, een onderdeel van het eerstejaars Bachelorvak Evolutie en Biodiversiteit bij Biologie. Gijs vertelt er graag over: “Dit deel van het vak is heel interessant voor mijn collega’s in het tuinteam. Nu sluiten zes collega’s aan in de collegebanken en bij de practica. In een week tijd krijgen zij een college, een E-learning module en twee practica. De practica geef ik samen met mijn collega-collectiebeheerders Martin Smit en Anastasia Stefanaki. Een ‘veldbezoek’ aan de Tuinen hoort ook bij dit cursusdeel. Dit is het moment waarop het tuinteam haar eigen praktische kennis deelt met de studenten. Joris van Velthoven, chef Evolutietuin, vertelt: “In een laboratorium zul je ons inderdaad niet vaak vinden, dit is zeker bijzonder.” Hij is als geen ander thuis in de nieuwe Evolutietuin, die in 2025 officieel geopend zal worden.”

Theorie en praktijk verbinden

Joris is naast hovenier ook landschapsontwerper en heeft de toekomstige Evolutietuin mede ontworpen. “Vanaf de eerste dag dat ik hier werk heb ik drie jaar lang heel veel kunnen leren van mijn voorganger Ton Weerenstein. Hij werkte hier vijftig jaar toen hij met pensioen ging! Voor mij is er een grote rol weggelegd als verbindende factor tussen theorie en praktijk. In de Tuinen zien bezoekers daar de resultaten van. Zeker in de Evolutietuin waar we onze kennis over de plantenleer in de praktijk laten zien.”

Doordat we samen met studenten de practica volgen, kunnen we ons verhaal beter laten aansluiten op hun kennis

Joris van Velthoven
Chef Evolutietuin

Meerwaarde samenwerking onderwijs

Over de meerwaarde van het gezamenlijke onderwijs zegt Joris dit: “De Evolutietuin is heel interessant voor biologiestudenten, omdat zij hier in de praktijk zien waarover Gijs college geeft. Doordat we samen met studenten de practica volgen, kunnen we ons verhaal beter laten aansluiten op hun kennis. Door het volgen van de theorie weten we beter hoe we de bodem van de Evolutietuin kunnen aanpassen voor bepaalde plantengroepen, en we kunnen meedenken over het gebruik van onze planten in de practica. Bepaalde varengroepen hebben we extra ruimte gegeven, omdat er jaarlijks practicummateriaal van gebruikt wordt.”

Verdieping

Gijs vertelt over de inhoud van het vak Evolutie en Biodiversiteit: “Ik deel de meest recente wetenschappelijke kennis over hoe planten zijn ontstaan. Hoe zijn planten gedurende miljoenen jaren evolutie vanuit de zee, via het zoet water op het land gekomen? Hoe hebben planten zich daar steeds beter aangepast om te kunnen het leven op het land? We behandelen elf belangrijke aanpassingen aan het leven op het land en hoe je met die kennis alle huidige planten, zo’n 500.000 soorten, kan indelen in slechts vijf hoofdgroepen. Een voorbeeld van nieuwe wetenschappelijke inzichten is dat wolfsklauwachtigen en varenachtigen aparte groepen zijn. Voorheen werden ze op basis van uiterlijke eigenschappen als één groep herkend.”

Joris reageert hierop: “Voor het tuinteam is deze verdieping heel relevant. Zoals de kennis over hoe de wortels, bladeren en vaatstelsels van planten veranderd zijn. Wat een bepaalde plant nodig heeft weten we nu beter. Bijvoorbeeld dat mossen alle voedingsstoffen uit de lucht halen en dat bij wolfsklauwen – evolutionair gezien de volgende stap – een vaatstelsel is ontstaan waardoor uitwisseling tussen bodem en blad mogelijk is.”

Aanleg nieuwe Evolutietuin

Joris is erg blij met de nieuwe kennis: "Door dit onderwijs te volgen, weten mijn teamgenoten ook meer over de evolutie van planten en hoe dat heeft geleid tot de vijf hoofdgroepen. De nieuwste inzichten zullen in de nabije toekomst tastbaar zijn, omdat ze informatie bevatten over algemene voorkeur in groeiomstandigheden, die we ook kunnen toepassen bij de aanleg van de nieuwe Evolutietuin. Met de extra kennis kunnen we veel algemene vragen van onze bezoekers beantwoorden. Kortom: met deze kennis kunnen we ons werk in de tuin nog beter doen."